Boek 'Samen sterk bij kanker' van Henk Fransen

Dit verhaal is een hoofdstuk uit het boek 'Samen sterk bij kanker' van Henk Fransen.



De regenboogpoort


Het visioen

De liefde van een vrouw met kanker maakt zoveel indruk op haar omgeving dat na haar dood een gedenkteken wordt opgericht. In de loop der jaren komen meer en meer mensen naar dit krachtteken toe om liefde en kracht te putten uit het levensverhaal van deze bijzondere vrouw. Sommigen laten daarbij gebeden, goede wensen of intenties achter, die verzameld worden door de man die de plek verzorgt. Jaren later laat deze man een nieuw gedenkteken maken waarin al deze wensen van de mensen zijn opgetekend. Zo worden de gebeden van mensen met kanker tot een blijvende steun en troost voor het nageslacht.

Mensen gaan naar de regenboogpoort om:

-       de diagnose te verwerken


-       op de moeilijke momenten nieuwe kracht te vinden


-       hoop te vinden wanneer anderen geen hoop meer geven


-       een gebed of wens voor een ander te doen


Sil van Vliet ging in 1997 met zijn vriend Peter naar de regenboogpoort. Hier volgt zijn ervaring.

Ervaring van Sil van Vliet, een man met kanker

Ik loop onder de regenboog door,
een zonnestraal dringt zich door het wolkendek en schijnt op mijn hart,
het was een lange, lange weg om tot hier te komen…



Mijn jeugd


Ik was een gevoelig en vaak angstig kind. Ik hield me groot en deed met de besten mee. Dat kostte me altijd veel inspanning. Ik haalde mijn goede gevoel uit mijn prestaties en deed mijn best om het anderen naar de zin te maken. Ik was perfectionistisch. Echt ontspannen of genieten kon ik niet.

Als puber was ik onzeker. Ik vond het moeilijk om contacten te leggen en voelde me vaak eenzaam. Ik compenseerde dat door op school hard te werken en goede cijfers te halen. Gelukkig kon ik goed leren! Ik had ook een hobby waar ik goed in was. Ik deed daarvoor enorm mijn best en weet nog hoe ik me dan eventjes helemaal gelukkig kon voelen als ik daarvoor waardering kreeg.

Onrecht


Onrechtvaardigheid is iets waarmee ik nooit heb kunnen leven. Wanneer zwakkeren in de samenleving onrecht wordt aangedaan, vind ik dat vreselijk. Daarom ben ik rechten gaan studeren. Aan het eind van mijn studie leerde ik een jonge vrouw kennen. Het was mijn eerste relatie. Wij trouwden en kregen al snel drie kinderen. Eigenlijk zijn we te vroeg aan kinderen begonnen. Ik was daar nog niet aan toe en zij volgens mij ook niet. Ze was heel lief voor de kinderen, maar ze ging daarbij ver over haar grenzen heen. Dat gaf spanningen. Het huis dat we kochten was eigenlijk te duur voor onze levenssituatie. Het zette mijn beroepsleven onder druk. Ik sloot compromissen in mijn werk om voldoende te verdienen. Mijn vrouw moest soms met een baantje bijspringen zodat we financieel rond konden komen. Onze relatie leed onder de geldzorgen en alle aandacht die voor de kinderen nodig was. Na jarenlang hard werken had ik eindelijk een goede baan in de advocatuur veroverd. Van de buitenkant gezien waren wij een gelukkig modelgezin, maar vanbinnen waren wij niet gelukkig. Ik was gefrustreerd en teleurgesteld in het leven.

De druppel die de emmer deed overlopen


Door alle spanningen hadden mijn vrouw en ik vrijwel nooit meer intimiteit. Ik wilde wel graag vrijen, maar zij had er minder en minder behoefte aan en hield de boot op allerlei manieren af. Het heeft me in het begin enorm gefrustreerd. Uiteindelijk sliepen we ieder in een apart bed en hadden soms een jaar lang geen sex. Op een gegeven moment heb ik me erbij neergelegd. Kort daarna ontmoette ik een andere vrouw. We waren smoorverliefd en het vrijen waar ik zo’n behoefte aan had kwam plotseling binnen handbereik. Mijn vrouw ging door de situatie helemaal op tilt. We konden er op geen enkele manier over praten. Het heeft geleid tot onze echtscheiding en de liefde voor die andere vrouw ging er ook door stuk. Ik mocht mijn kinderen nog eens in de veertien dagen zien. Mijn leven voelde stuk. Ik had alleen mijn werk nog. Maar mijn werk was de laatste jaren steeds leger gaan voelen. Het idealisme waarmee ik als kind onrecht had willen bestrijden, kon ik er niet in meer in uitdrukken. Het werk stond bol van de bureaucratie en het getouwtrek over vaak futiele zaken. Ik haalde er geen voldoening meer uit. Een jaar na mijn scheiding werd bij mij kanker geconstateerd.

Kanker


Ik had leukemie. Mijn witte bloedcellen werkten niet goed. Nota bene precies die cellen in mijn lichaam die tegen ongerechtigheden op moeten treden! Het leek wel een wrange grap van het leven. Ik kon er niet om lachen. Een vriend gaf mij het boekje Bondgenoot, autobiografie van een immuuncel. Hij zei: ‘Hier, lees dit eens. Misschien kun je er iets uithalen voor jezelf.’ Ik herkende mezelf in het boekje. Ik las bijvoorbeeld:

…Geleidelijk aan sloop er ongeluk in de mens. Niemand wist precies hoe het ongeluk in de mens had postgevat, maar ik heb altijd het gevoel gehad dat ik er op de één of andere manier schuld aan had. Ik heb namelijk een zware strijd verloren voor de mens. Het gevecht heeft jaren geduurd en de mens is in die tijd bij herhaling heel gemeen behandeld. Ik wil daarover niet in detail treden, maar de mens heeft echt enorm geleden! Ik heb dat met lede ogen moeten aanzien. Ik ben daar kapot aan gegaan. Het leven waar ik tot dan toe zo enthousiast over was, verloor zijn glans. Het hoefde niet meer voor mij. Eigenlijk ben ik toen een beetje dood gegaan. Ik heb dat echter aan niemand laten merken. Voor de buitenwereld ben ik mooi weer blijven spelen, maar diep van binnen voelde ik me niet gelukkig. Ik voelde me leeg.

Terwijl ik het las, stroomden de tranen over mijn wangen. Ik kon niet stoppen met huilen. Het vervolg van het boek gaf me de kracht om verder te gaan.

Op de bodem van de put


Tijdens mijn derde chemokuur lag ik in het ziekenhuis. Ik was meer dan twintig kilo afgevallen, had geen haar meer op mijn hoofd en voelde me moe en futloos. Ik was bang om dood te gaan en misschien nog wel banger voor pijn en een mensonterend levenseinde. De mensen die op bezoek kwamen probeerden er de moed in te houden. Ook ik hield me groot, dat had ik per slot van rekening al mijn hele leven gedaan. Uiteindelijk bereikte ik mijn breekpunt. Op een ochtend keek ik in de spiegel en schrok. Ik zag iemand die zo uit een concentratiekamp had kunnen komen. Was dit hoe ik mijn leven had ervaren? Gevangen in een wirwar van geldzorgen. Onmachtig en gefrustreerd om mijn diepere gevoelens en idealen vorm te geven? Teleurgesteld en uitgehongerd door gebrek aan wezenlijke intimiteit? Het voelde alsof ik op de bodem van de spreekwoordelijke put terecht was gekomen, maar in plaats van dat ik definitief brak, vond ik op de bodem van de put nieuwe kracht. Ik besloot dat mijn leven nog niet voorbij kon zijn. Zo mocht het niet eindigen. Als er een God was kón het zo niet eindigen! Ik pakte een stift en zette een enorme streep over de spiegel dwars door mijn vermagerde spiegelbeeld: Einde verhaal! Ik begon een nieuw leven en schreef met grote letters op de muur boven de spiegel: God help mij! De verpleging die binnenkwam keek naar de spiegel en keek naar de muur, maar zei er niks van. Niemand heeft de woorden van de muur gewassen in de tijd dat ik daar op die kamer lag. Ik nam het als een gunstig teken en het gaf me nieuwe moed.

Vechten


Mijn hele leven was een strijd geweest. Een strijd om erbij te horen, waardering te krijgen, de beste te zijn. Een strijd om geen fouten te maken, een goede indruk te maken en genoeg geld te verdienen. Na mijn diagnose vocht ik gewoon verder, maar nu tegen de ziekte en tegen de dood. Als je het goed bekeek was ik altijd bang geweest dat mijn leven fout af zou lopen en was ik altijd aan het vechten geweest om dat te voorkomen. Ik vertrouwde het leven niet. Misschien zou je ook kunnen zeggen dat ik mezelf niet vertrouwde. Ik heb me in ieder geval nooit echt durven te ontspannen. Ik was het allemaal moe, heel erg moe.

De streep dwars door mijn spiegelbeeld vormde voor mij een omkeer. Ik had besloten te vechten vóór iets in plaats van tegen iets. Ik had besloten te vechten voor alles wat me lief is. Ik zocht op het Internet naar aanvullende behandelmethoden van kanker en ontdekte www.kanker-actueel.nl een gedegen en goed onderhouden website. Geen geschreeuw over wondermiddelen, maar nuchtere informatie over tal van reguliere en complementaire behandelingen van kanker. Ik nam op de site deel aan een mailgroep van lotgenoten. Dat gaf me veel steun in alles wat ik doormaakte. Ik was onder de indruk van de betrokkenheid binnen deze groep van mensen die stuk voor stuk een weg zochten om met kanker om te gaan. Ik leerde veel van enkele ‘opgegeven patiënten’. Zij lieten mij zien hoe je een eigen weg kunt banen, wanneer er geen hoop meer is. Eén van deze mensen, Peter, werd een echte vriend van mij.

Na mijn vijfde kuur kreeg ik plotseling een ernstige terugval. Ik voelde me verschrikkelijk zwak. De dokters gaven me geen enkele hoop meer. De moed zonk me in de schoenen en ik kon nergens in mijzelf nog houvast vinden. Voor het eerst van mijn leven wilde ik dood. En toen kwam Peter achter een enorme bos witte rozen mijn kamer binnenstappen…

Samen sterk


Peter is genezen van kanker. Hij heeft zich tot drie keer toe voor de poorten van de dood teruggeknokt naar het leven. Hij doet de deur achter zich dicht en ik zie hoe hij de situatie in een fractie van een seconde polst terwijl hij op me toeloopt. Hij omhelst me. Ik voel zijn sterke armen rond mijn vermagerde borstkas. Hij kust me op mijn voorhoofd, gaat naast het bed zitten en kijkt me aan. Zijn ogen staan blij en vrolijk. Zijn dikke lijf zit gezellig op de stoel. Woordeloos neemt hij mij in zich op. Hij weet waar ik doorheen ga. Ik word rustig van hem en voel een sprankje hoop in mijn uitgeputte lijf.

Peter zet de rozen in een vaas:

‘Ik ga je een middagje meenemen Sil’, deelt hij mij mee terwijl hij de bloemen schikt en de vaas op het kastje naast mijn bed zet. Ik kijk hem verbaasd aan.

‘Dat mag helemaal niet’, antwoord ik.

‘Toch doe ik het.’

‘Ja maar…’, probeer ik zwak.

‘Je gaat toch dood. De artsen hebben je opgegeven weet je nog?’, onderbreekt hij me. Zijn ogen kijken mij lachend aan. Typisch Peter, denk ik. De afgelopen maanden heeft hij me al vaker opgebeurd met zijn aparte gevoel voor humor.

‘Het kan echt niet’, zeg ik. ‘Door de chemo heb ik geen natuurlijke afweer meer. Ik kan zo een infectie oplopen. Het is levensgevaarlijk om het ziekenhuis uit te gaan.’

‘In het ziekenhuis zitten de meeste bacteriën’, antwoordt Peter brutaal. ‘Bovendien zijn de bacteriën in het ziekenhuis vaak resistent tegen antibiotica. Het is dus veel gevaarlijker om in het ziekenhuis te blijven. Ik neem je mee.’

‘Ja maar…’, probeer ik me opnieuw te verweren.

‘Dan ontvoer ik je’, breekt Peter mijn laatste verzet.

Ik glimlach.

‘Waar gaan we dan naar toe?’

‘Dat zeg ik niet. Het is een verrassing.’ Hij haalt wat kleren uit de kast en begint me aan te kleden. In enkele minuten sta ik hijgend en onzeker aangekleed naast mijn bed.

Peter haalt met een triomfantelijk gebaar een pruik uit zijn tas:

‘Voila’, zo kunnen de verpleegsters je nooit herkennen. Hij reikt me er nog een zwarte zonnebril bij aan.

‘Ach joh, doe niet zo idioot’, wijs ik de zonnebril van de hand. ‘Het is herfst. Als je voor de verpleging niet op wilt vallen moet je vooral een zwarte zonnebril opzetten!’ Ik lach. Het is lang geleden dat ik voor het laatst heb gelachen. Hoewel ik me zwak voel, windt de hele situatie me op. Ik voel me levend. Ook al weer lang geleden!

‘Je moet me alleen één ding beloven.’ Peter draait zich om en kijkt me ernstig aan.

‘En dat is?’

‘Dat je nooit alleen en tegen het advies van je artsen het ziekenhuis zult verlaten. Dat is namelijk verboden.’

‘Waar slaat dat nou op. Dat doen we nu toch?’

Peter haalt een speelgoed pistool uit zijn zak.

‘Je vergist je’, zegt hij ernstig. ‘Ik ontvoer je.’

We lopen door de gangen. Peters vrouw staat voor het ziekenhuis met de auto klaar. Peter stapt achterin, ik voorin. De auto rijdt weg.

We rijden naar Apeldoorn en stappen in de bossen vlak achter paleis ’t Loo uit. Peter haalt een rolstoel uit de kofferbak, klapt hem open en zegt:

‘Hier speciaal voor jou. Je hebt weer eens de beste plek.’ Ik ga zitten. Peters vrouw duwt mij. Ik heb kippenvel. Niet van de kou, maar doordat mijn hart is aangeraakt door deze twee mensen die zo overduidelijk van mij houden. We rijden over een klein bospaadje het park achter het Koninklijk paleis in. Ik kijk om me heen. De herfst is prachtig. Elke keer wanneer de zon door de wolken breekt zet het de beuken in een vurige gloed van rood, geel en oranje. Ik snuif de frisse lucht in. Het schenkt mijn magere lijf nieuwe kracht. Een windvlaag blaast in mijn gezicht en wervelt bladeren de lucht in. We rijden langs enkele vijvers. Jagende wolken weerspiegelen in het water. Ik kom ogen tekort en drink de schoonheid van de omgeving in. We rijden een klein heuveltje op. Bovenop hebben wij uitzicht op de omgeving. Voor mij kronkelt het paadje iets naar beneden en komt uit op een frisgroen veld. Midden op het veld staat een dubbele regenboogpoort van ongeveer drie meter hoog en vier meter breed. Ik ben verbluft. Het is alsof we vanuit het park plotseling in een andere wereld terecht zijn gekomen. De kleuren schijnen hier vervuld van een extra licht.

Er loopt een recht pad onder de regenboog door naar een soort krachtteken in de vorm van een brede achthoekige staaf, wel zo’n vier meter hoog met op de top een gouden kroon. Heel indrukwekkend. Aan de voet van het krachtteken liggen tientallen bossen bloemen en branden kaarsen in glazen houders. Aan weerskanten van het rechte pad staat een beukenhaag. Achter deze hagen strekken zich een soort Engelse tuinen uit in een magisch patroon. Het lijkt wel Keltisch. Het zou goed kunnen dat we in Wales zijn.

De regenboogpoort voor mensen met kanker


‘Hier vinden velen nieuwe kracht om verder te gaan. Kom dan laat ik het je zien.’

Peter neemt de rolstoel van zijn vrouw over en duwt me vooruit. Ik voel zijn levenskracht in de besliste manier waarop hij me voortduwt. Aan het begin van het rechte pad stopt hij. Onder de dubbele regenboogpoort door zie ik een vijftigtal meter verderop het gedenkteken met de bloemen.

‘Sta op en wandel’, zegt hij gekscherend.

‘Ja’, zeg ik en sta op.

Met elke stap die ik zet voel ik de kracht in mijn lijf toenemen. Wanneer ik onder de regenboog sta voel ik me verbonden met alles om mij heen. Dat had ik niet verwacht. Op de één of andere manier voel ik me niet alleen in deze tuin.

‘Honderdvijfenzestig mensen in Nederland krijgen vandaag te horen dat ze kanker hebben.’ Het is Peter die achter me staat. Ik draai me om. Hij staat naast zijn vrouw.

‘Dat zijn ruim vijftigduizend mensen per jaar’, vervolgt hij. ‘Wanneer je hun naasten meerekent spreek je over honderdduizenden mensen! Een groot deel daarvan komt hier naartoe om steun te vinden. Jij staat nu in hun voetsporen.’ Ik kijk mijn vriend aan. Zijn ogen glanzen. Een zonnestraal dringt zich door het wolkendek en schijnt op zijn hart.

Peter knipoogt:

‘Je bent er nog niet’, zegt hij. Hij knikt naar het krachtteken achter me. Ik draai me om. Aan het eind van het rechte pad staat de achthoekige pilaar met de bloemen. Opnieuw voel ik de welhaast magische aantrekkingskracht die ervan uitgaat. Ik loop er naar toe en blijf er voor staan. De achthoekige stenen staaf is als een soort menhir van meer dan een meter dik en vier meter hoog. Elke zijde staat over de gehele lengte vol met teksten gegraveerd. Ik lees enkele van de teksten en krijg het warm en koud tegelijk.

‘Het zijn hartenkreten van mensen met kanker en hun naasten die hier steun en kracht vonden’, zegt Peter. Hij en zijn vrouw zijn naast me komen staan.

‘Vroeger stond hier alleen dat krachtteken. Maar op een gegeven moment heeft iemand er een wens op geschreven. Daarna hebben velen zijn voorbeeld gevolgd. Een man met kanker die hier in die tijd geregeld kwam, heeft al die wensen, spreuken en gebeden verzameld en een nieuwe pilaar laten maken waarin deze teksten gegraveerd staan.’

Ik ben onder de indruk.

‘Deze man verzamelt nog steeds wensen en gebeden van bezoekers’, vult Peters vrouw aan. ‘Hij graveert die in de stenen die je hier rondom het krachtteken ziet liggen.’

Mijn ogen glijden langs de pilaar naar beneden en ik zie dat in de stenen onder mijn voeten ook teksten staan gegraveerd. Mijn ogen dwalen naar links en rechts... Overal rond het krachtteken zie ik stenen met teksten. Misschien wel duizenden hartenkreten van mensen met kanker!

‘Het zijn er al meer dan dertigduizend en elke dag worden er nieuwe bijgeschreven’, hoor ik Peter zeggen.

Ik kan mijn ogen haast niet geloven. Ik ben niet gelovig opgevoed en met uitzondering van Kerstmis kom ik eigenlijk nooit in de kerk, maar de duizenden hartenkreten komen als een soort gebed over mij heen. Het is alsof al deze diep gevoelde uitingen van pijn, lijden, liefde en geluk in mij iets wakker trillen. Ik krijg kippenvel over mijn gehele lijf en voel hoe een deel van het geloof, de hoop en de liefde van al deze mensen in mij overgaan. Ik sta er in mijn strijd niet alleen voor!

‘De man heeft het tot zijn levenswerk gemaakt om alle teksten te verzamelen en deze krachtplek te onderhouden. Hij was ongeneeslijk ziek. Hij zegt dat al deze hartenkreten hem beter hebben gemaakt en hij wil dat graag met anderen delen.’

‘Dank Peter dat je me hier naartoe hebt meegenomen.’ Ik heb een brok in mijn keel. Ik voel een nieuwe kracht om mijn leven aan te pakken.

Genezen verklaard


‘Ik wil je nog één ding laten zien’, zegt Peter. ‘Kom.’

We lopen het rechte pad terug, onder de regenboogpoort door naar het begin van het pad. Daar waar we op de heenweg het kleine heuveltje overgingen loopt een klein paadje het bos in. We lopen het bos in en komen na enkele minuten op een open plek. Op het midden ervan staat onder een reusachtige eik een kleine overkapping. Het is net een klein altaar en de eik vormt met zijn bladerdek een soort natuurlijke kerk. Onder de overkapping liggen twee boeken. Op het ene staat de volgende tekst:

Genezing van kanker is niet ieder gegeven. Toch is het mogelijk.
Om degenen die voelen dat ze beter kunnen worden extra hoop te schenken
staat dit boek vol met namen van mensen met kanker die na hun behandeling
officieel genezen zijn verklaard.


Ik sla het boek open. De bladzijden staan vol met namen. Achter de namen staan opmerkingen van de genoemde persoon of van een familielid. Het raakt me om te lezen dat velen niet weten hoe ze beter zijn geworden, maar dat ze voor hun gevoel het geloof hebben gekregen dat dit zo is. Ik blader door het boek en lees dat velen mij vanuit het diepst van hun hart toewensen dat ik ook beter word. Ik bijt op mijn lip en vecht tegen mijn tranen.

‘Alle namen zijn gecontroleerd’, zegt Peter. ‘Dat doet de man die de regenboogtuin onderhoudt. Kort na mijn eigen genezing sprak ik hem. Hij zei tegen mij:

‘Ik ken heel bijzondere mensen die alles deden wat ze konden om beter te worden en die toch dood zijn gegaan. Hun levens staan voor mij evengoed symbool voor de moed waarmee mensen met kanker hun pad kunnen banen als dat de levens van hen die genezen zijn dat doen. Toch wilde ik zichtbaar maken dat genezing van kanker mogelijk is. Vandaar dit boek.’’

Het boek ernaast is een gastenboek. Op de kaft staat:

De wensen, hartenkreten en gebeden die u in dit boek schrijft,
worden gegraveerd in de stenen rondom het gedenkteken.
Opdat uw hart anderen mag sterken!


Ik pak de pen op het altaar en schrijf: Ik houd van mensen met kanker.

Mijn hand trilt licht tijdens het schrijven...

Uit: Samen sterk bij kanker - Henk Fransen



Iemand anders met kanker helpen?

Voel je vrij om dit artikel door te sturen naar mensen die er baat bij zouden kunnen hebben of het op een andere manier op prijs zouden kunnen stellen. Laat me hieronder in ieder geval weten wat je ervan vindt en of je er iets aan hebt. Ik lees je bericht graag en zal waar mogelijk antwoorden of opmerkingen plaatsen.

Tot de volgende keer, wees trouw aan jezelf en ik zie er naar uit je binnenkort weer te spreken,

Henk Fransen

 
Coby de Jong
Door

Coby de Jong

op 03 Sep 2018

Wat een prachtig verhaal en beleving van deze mensen, het inspireert mij en geeft mij kracht, dank u wel

Lis
Door

Lis

op 27 May 2013

Beste Frans, Wat een prachtig verhaal. Graag zou ik deze spirituele plek ook eens bezoeken. Wellicht kun je een tipje van de sluier oplichten waar dat is. Groet Lis

Henk
Door

Henk

op 27 May 2013

De verhalen uit 'Samen sterk' zijn toekomstvisies en verhalen geïnspireerd op bijzondere (patiënt) ervaringen. De regenboogpoort in deze vorm bestaat niet. Met vriendelijke groet, Henk

S
Door

S

op 24 Jan 2013

Het boek GRACE EN GRIT van KEN WILBER een prachtig boek heb ik gehoord. Over het als soulmates samen spiritueel verwerken van de gevolgen van kanker,van het begin tot het einde.

Reactie plaatsen