Hieronder een fragment uit het boek ‘Bondgenoot, de autobiografie van een immuuncel’.
In deze meeslepende parabel vertelt Bondgenoot, een immuuncel in het lichaam, zijn levensverhaal. Hij beschermt de mens tegen vijanden en inspireert de mens zijn unieke opdracht te vervullen.
Ik denk dat je het zult begrijpen
Uitgeput van alle inspanningen van de laatste weken zat ik (= Bondgenoot) in het beenmerg. Ik probeerde uit te rusten en weer op krachten te komen, terwijl ik een boek las dat het hart mij had gegeven. Het hart had veel pijn de laatste tijd en tijdens een pijnaanval had het gezegd:
‘Hier Bondgenoot, ik kan het niet langer voor me houden, meer cellen moeten dit boek lezen.’
‘Maar waarom geef je het boek aan mij en niet aan een ander?’, vroeg ik.
‘Ik denk dat jij het boek zult begrijpen Bondgenoot, en dat je het kunt gebruiken in je strijd met de leegte.’
Dat laatste had voor mij de doorslag gegeven. Ik had hard hulp nodig in mijn strijd tegen de leegte. Daarom had ik het boek aangenomen en was gauw naar het beenmerg gegaan om het te lezen.
Het boek had de titel De hebziekte. Het beschreef een planeet in de kosmos waar wezens van een onbeschrijflijke schoonheid leefden. Deze wezens waren elke dag bezig met ‘geven’. Ze lieten het mooiste dat in hen leefde geboren worden en gaven dat dan aan de ander. Hun creativiteit was onuitputtelijk en zij gaven daar voortdurend uitdrukking aan. Dat gaf hen een heel gelukkig en vervuld gevoel. Ik keek op van mijn boek en staarde voor me uit. Ik had het gevoel dat deze wezens een geheel vormden en dat er daardoor zoveel geluk was op die planeet. Het sprak mij heel erg aan en daarom las ik snel verder.
Honger
Op een dag had een van deze wezens iets moois gekregen van een ander. Hij was zo onder de indruk dat hij dacht: ‘Ik kan niet zulke mooie dingen maken, zo goed ben ik niet.’ Hij begon aan zijn eigenwaarde te twijfelen. Daardoor durfde hij niet langer trots rond te stappen en aan iedereen iets van zichzelf te geven. In plaats daarvan klampte hij zich vast aan wat hij had gekregen en liet dát zien. ‘Kijk eens wat ik heb!’, riep hij tegen anderen, in de hoop dat ze hem goed zouden vinden. Op die manier probeerde hij het gevoel te krijgen dat hij erbij hoorde en dat hij meetelde.
Zonder dat hij het in de gaten had, had hij zijn aandacht verschoven van geven naar hebben. Vanaf dat moment kreeg hij een leeg gevoel van binnen. Hij had het gevoel dat hij niet vanuit zichzelf vervuld was, maar dat hij dingen van buiten nodig had. Voor het eerst van zijn leven had hij honger.
Ik had medelijden met hem. Ik vond het heel erg dat hij de weg was kwijtgeraakt en niet in de gaten had hoe dat precies was gebeurd. Ik had wel in dat boek willen kruipen om hem te helpen. Maar wat moest ik dan precies zeggen? Ikzelf had ook wel eens een leeg gevoel. Misschien kon ik mijn eten met hem delen? Dat zou wel een goed gevoel geven, dacht ik zo. Ik sloeg snel de bladzijde om, want ik was heel benieuwd hoe het verhaal verder ging.
Meer honger
Ik las hoe het wezen zich meer en meer aan dingen begon vast te klampen en dat hij daardoor steeds meer honger kreeg. Ik vond het verschrikkelijk om te lezen dat hij op een gegeven moment in de spiegel keek en zag dat hij veranderd was in een dier. De schoonheid van vroeger was helemaal verdwenen. Daarna gebeurde precies datgene waar ik bang voor was: de honger verspreidde zich over de hele planeet en geleidelijk aan veranderden de wezens in dieren. Vrijwel iedereen verloor zijn oorspronkelijke schoonheid.
Oorlog
Binnen honderd jaar waren de dieren elke dag met eten bezig en begon het voedsel op de planeet op te raken. Ze zochten in alle hoeken en gaten, maar konden vrijwel nergens meer iets eetbaars vinden. Daardoor raakten ze in paniek. Toen had een dier een ander dier opgegeten. De vader van het opgegeten dier was daar heel boos over geworden en had als wraak dát dier weer opgegeten. Zo braken er beestachtige tijden aan. Iedereen at iedereen. ‘Oorlog’ werd dat genoemd. Na verloop van tijd begonnen de beesten eraan te wennen dat het oorlog was en dat je elkaar opat. Iedereen was vergeten dat hij vroeger een onbeschrijflijk mooi wezen was geweest.
Ik rilde… het ene beest at het andere beest op en gaf dat openlijk toe? Op de hele planeet wist iedereen dat het gebeurde, maar niemand deed er iets aan? Wat een vreemde toestanden!
Het Westen
In een volgend hoofdstuk werd ‘het Westen’ beschreven. Het was een gebied dat helemaal ontaard was. Het hele leven was er volledig gericht op hebben en elkaar opeten. Het liefst aten ze in het Westen beesten uit andere gebieden. Het maakte ze niet uit wie of wat ze aten, als ze zelf maar geen honger hadden. Ze aten niet alleen in de vorm van oorlog, maar ook onder het mom van hulp. Het was alsof het Westen zich tegen het leven had gekeerd. Het waren verschrikkelijke toestanden.
Protest
Uiteindelijk begonnen beesten die vonden dat alles oneerlijk was verdeeld te protesteren. Hun protesten werden echter bloedig neergeslagen. Toch bleef een aantal zich verzetten. Ze deden dat door anderen op te eten en tegelijkertijd zichzelf op te eten. Het was alsof ze wilden zeggen: ‘Het leven heeft voor ons geen enkele waarde meer.’ Ze werden terroristen genoemd. Terrorisme werd een groot probleem op de planeet. Overal zag je beesten en overal heerste oorlog en geweld. Niemand wist nog hoe de problemen konden worden opgelost.
Ik snapte niet dat ze op die planeet niet zagen hoe de problemen konden worden opgelost. Het was toch duidelijk dat de problemen waren ontstaan door hebben? De oplossing was volgens mij dus geven. Snel sloeg ik het volgende hoofdstuk open om te zien of ik gelijk had. De titel van het hoofdstuk was dezelfde als die van het boek, De hebziekte.
De hebziekte
In het hoofdstuk werd beschreven hoe de planeet er vanuit de kosmos uitzag. Het gebied dat het Westen werd genoemd, was helemaal dik en opgezet. Het leek net een gezwel. De rest van de planeet was sterk vermagerd en uitgeteerd. De arme gebieden probeerden uit alle macht het kleine beetje wat ze hadden te behouden en het gezwel had legers opgericht om te bewaken wat het had. Er werden wapens ingezet om iedereen te doden en op te eten die iets van je wilde afpakken. Er vielen daarbij veel onschuldige slachtoffers. Er kwamen steeds meer legers bij en ook de honger nam almaar toe.
Waarom heeft het hart mij dit boek gegeven?
Ik begon te huilen. Er brak iets in mij bij zoveel ellende. Ik begreep nu waarom het hart zoveel pijn had. Het hart trok zich alles toch altijd al zo aan. Maar waarom had het mij dit boek gegeven? Wat moest ik ermee? Het had mij een heel vervelend en hulpeloos gevoel gegeven. Wat had dit boek te maken met mijn strijd tegen de leegte? Wilde het hart mij duidelijk maken dat er in de kosmos een andere wereld bestond waar dezelfde problemen heersten als in de mens? Want ik had in het verhaal een aantal zaken herkend die ik ook in de mens was tegengekomen. Of wilde het hart mij duidelijk maken dat het probleem in de mens hebben was? Daar kon ik me ook wel in vinden, want overal waar ik in de mens kwam, was Taak verminderd. En Taak, zo dacht ik, had met geven te maken. Je taak was precies dát geven wat jij te geven had.
Maar… slikte ik, zou het hart dan bedoelen dat de problemen in het boek hetzelfde waren als de problemen in de mens? Dat zou betekenen dat de cellen van de mens alleen nog maar met hebben bezig waren en dat de mens eigenlijk een beest was! Dat kon niet waar zijn, vond ik. Ik wilde naar het hart toe gaan om erover te praten, maar ik voelde me heel moe door het lezen van het boek en viel in slaap.
Gesprek met het hart
Toen ik ‘s ochtends vroeg wakker werd, ging ik meteen naar het hart. Het was druk aan het werk toen ik arriveerde. Het hart werkte altijd en sliep nooit.
‘Goedemorgen hart’, begon ik. Ik wist niet zo goed waarmee ik het gesprek moest beginnen.
‘Goedemorgen’, antwoordde het hart met alle liefde die het in zich had.
Dat was typisch het hart, vond ik. Het gaf altijd alle liefde die het in zich had. Zelfs nu de bezuinigingsplannen waren doorgevoerd en het hart minder zuurstof kreeg toebedeeld, werkte het nog dag en nacht voor alle cellen in de mens. Dat kostte het hart wel meer moeite de laatste tijd, want met zo weinig zuurstof was het moeilijk om het werk goed te doen.
‘Ik heb je boek gelezen’, zei ik, terwijl ik nog steeds niet wist waarmee ik precies moest beginnen.
‘Heb je er iets aan gehad Bondgenoot?’, vroeg het hart.
Ik zag hoe het hart zich tijdens het praten telkens krachtig samentrok en weer ontspande. Wanneer het zich samentrok, perste het alle liefde die het in zich had de bloedbaan in en wanneer het zich ontspande, stroomde het vol met nieuwe liefde. Het hart gaf alles van zichzelf, elk moment van de dag, bedacht ik. Dat deed mij aan de wezens in het boek denken en daarom vroeg ik:
‘Ben jij gelukkig en vervuld, hart?’
‘Ja Bondgenoot, ik vind het fijn om liefde te geven. Heb jij ook iets wat je fijn vindt om te geven?’
Daar moest ik over nadenken. Of ik iets had wat ik fijn vond om te geven? Wat een moeilijke vraag. Daar had ik nooit zo bij stilgestaan. Ik vond het fijn om dingen te hebben en om televisie te kijken, maar daar was ik de laatste tijd weinig aan toegekomen. De laatste tijd had ik het enorm druk gehad. Het gekke was, nu ik daar bij stilstond, dat ik me de laatste tijd ondanks alles goed had gevoeld.
‘Ik vind het fijn om de mens te helpen’, probeerde ik mijn gedachten onder woorden te brengen. Het hart luisterde en het leek alsof het gesprek het goed deed. Het pompte met nog meer kracht Liefde de mens in.
‘Mooi, Bondgenoot, dat doet me goed om te horen’, sprak het hart liefdevol. ‘Denk er de komende tijd eens over na wat jij precies te geven hebt. Dan kunnen we daar een volgende keer over verder praten.’
Wanneer je meer wilt weten over de avonturen van Bondgenoot kun je
hier meer lezen over deze spannende allegorie…
Paola Kloosterboer-Beenen
op 13 May 2021Carla Schoutsen
op 14 May 2021henk
op 14 May 2021Henk Fransen
op 14 May 2021Ineke
op 15 May 2021